MH17 – En… je hebt ook nog de pan vuil gemaakt.

Deel 1The Unbearable Lightness of Being

Zou Allard hebben geweten waarom zijn tweede naam Tomas was?
Of moet ik zeggen Tomáš.
Ik denk het wel.
Ik denk dat z’n vader het hem heeft verteld.

Ik wist het gelijk.
Ik wist het op het moment dat ik het geboortekaartje uit de enveloppe trok.

Jarenlang slingerde de uitgelezen pil van Kundera door Robs studentenkamer.
Nooit ver buiten handbereik.
OK, er lagen wel eens wat suffe vliegtuigbouw-dictaten bovenop, of een stapeltje uitgelezen Volkskranten, maar de ondragelijke lichtheid was nooit ver weg.
Rob studeerde vliegtuigbouwkunde aan de TU in Delft, en hij slaagde.
Ir. Rob.

Kundera werd 85 jaar geleden geboren in Brno in Tsjechië.
Kundera woont tegenwoordig in Parijs.
Hij overleefde Rob, Caroline en hun zoons Jeroen en Allard Tomas.
Hij zou er een boek over kunnen schrijven…

Rob werkte bij Fokker. Hij vloog mee op testvluchten, deed onderzoek, en maakte on-board-analyses.
Ooit stond hij op Schiphol naast de landingsbaan tot zijn enkels in de kerosine toen een Fokker-toestel ‘door z’n hoeven’ ging.
Het toestel tolde de baan af.
Een vleugel raakte een transformatorhuisje.

‘Nog nooit ben ik zo hard bij een vliegtuig weggerend’, vertelde Rob.
Zijn toenmalige conditie kennende, moet dat hard zijn geweest.
We luisterden naar z’n relaas, en roerden in het Kerstdiner.
Geen standaard baan, Rob. Een turbulent bureau op twintigduizend voet.

Ik schonk nog maar eens een scheut Madeira in de pan ossenstaartsoep.
De staart mocht er na 24 uur wel uit.

Besteld bij de keurslager aan de Burgwal.
Een paar honderd meter van ons studentenhuis.
Met een koeienstaart in de hand liep ik naar huis. Door de drukste winkelstraat van Delft,
laverend tussen het winkelende Kerstpubliek.
Met Kerst geen pakjes of blikjes. Een echte staart.

Gedurende het studiejaar hadden we van pizzadozen een kathedraal kunnen bouwen.
Maar met Kerst werd er gekookt. Echt gekookt.

Als ik, murw van mijn afstudeerverslag, op zoek naar koffie, de trap op liep, en op Robs deur klopte, lag hij daar vaak languit op z’n versleten skai-leren bank bij te komen van een Proteus-roeitraining.
Milan op z’n buik, Brothers in Arms op de draaitafel. Een volledig grijs-gedraaid, door-en-door versleten album van de Dire Straits.

Dat Rob in z’n studententijd een lichte roeier was – minder dan 72 kg – zullen de Oekraïners die in de brandende juli-zon met z’n dooie lichaam hebben lopen zeulen, nooit kunnen geloven.

‘Gefeliciteerd!’, zei ik.
‘Gefeliciteerd met jullie zoon. En wat een mooie naam.‘
‘Tomas’.
‘Dank je’, zei Rob. ‘Dank je wel.’

‘Ik denk dat ik weet waarom jullie Allard óók Tomas hebben genoemd’.

‘Ja’, zei Rob.’
‘Ja’, zei Rob, ‘dat weet ik ook. We vinden het gewoon een mooie naam.’
’Het is een mooie naam’, zei ik, ‘maar het is ook de naam van de hoofpersoon in
The Unbearable Lightness of Being’.
Het was stil.

‘Tja’, zei Rob.
‘Tja. Dat was ik vergeten.’
‘Maar het zou zomaar kunnen.…’

Rob was Ingenieur vliegtuigbouw. Hij wist als geen ander wat een vliegtuig kan hebben, en wat niet.
Hij moet als eerste hebben geweten dat vlucht MH17 nooit meer zou landen.
Eerder dan de piloten.
Eerder dan wie dan ook aan boord.
Eerder dan Jeroen en Allard. Eerder dan Caroline.

Dire Straits – Brothers in arms.
http://youtu.be/Wu4oy1IRTh8

Posted in Uncategorized | 2 Comments

Not a walk in The Park

‘Excuse me, sir’.
Haar stem kwam uit een donkere hoek van het voorportaal.
Een heldere stem.
Het ontwerp van deze kathedraal stamt uit de tijd dat Edison de gloeilamp uitvond, de bouw ervan is nog altijd niet voltooid.
The Cathedral of St. John the Divine, aan Amsterdam Avenue, net ten noorden van Central Park.
Apparently the fourth largest Christian church in the world.

Ik stapte het donker in.
‘How can I help you ma’am’.
‘I can’t seem to find my way. My eyes, you see, I had eye surgery’.
Een dame op leeftijd, de 80 gepasseerd, op haar paasbest. Haar handen vooruit gestrekt, op de tast zoekend naar het licht.
Ik kon de gedachte aan een opwindrobotje, dat is vastgelopen in een hoek van de kamer, niet onderdrukken.

‘Can you please take me to the altar, young man’.
‘No problem ma’am. Please just take my arm’.
We bereikten de rode loper in het midden van de kerk.

Gearmd schuifelden we naar voren. Links en rechts ingehaald door gehaaste toeristen.
Op weg naar het altaar en de helder verlichte preekstoel.
Het doel was in zicht. Maar het interieur van de kerk beslaat twee voetbalvelden.
Ik vroeg me af waarom iemand die bijna niet kan zien een kathedraal komt bezichtigen.

‘Are you a New Yorker’, vroeg ze.
‘No ma’am, I’m not’, zei ik.
‘I see’.
‘But for a couple years I’ve lived close by. In the Upper West Side’, voegde ik er in m’n beste New Yorks aan toe.
‘I reckoned’, zei ze.
‘I myself have been a member of this congregation ever since I was a young girl’.

Het orgel barstte los.
Geen wonder. Het was zondagochtend.
Niet iederéén loopt als toerist deze kathedraal binnen.
Een kleine deel van de immense zee aan kerkbanken was afgezet met een dik donkerrood koord.
Een jongedame in een liftuniform knikte ons toe, terwijl ze het koord van de haak lichtte.

Dat ik dit nog eens mee zou maken.
Een aanzwellend orgel, een rode loper en een taaie vrouw aan mijn arm. A walk down the aisle.
Het orgelspel maakte verdere conversatie onmogelijk.

We werden opgemerkt door kennissen van de bruid op rij drie.
Ze schoof bij hen aan en keek in mijn richting.
‘Enjoy the sermon’, zei ik toen het orgel even op adem moest komen.
‘I will, young man’, zei ze. ‘I will’.

‘And you enjoy the city!’
‘Thank you ma’am’, zei ik.

‘Thank you, I will’.

Posted in Uncategorized | 9 Comments

Lunch – deel 1

‘Hey.’
‘Hey. Ik dacht dat je er een beetje doorheen zat?’
‘Ja. Zat ik ook.’
‘Maar je bent er weer?’
‘Ja. Ik ben er weer.’

‘Ik had al lang niets meer van je gehoord.’
‘Ik ook niet van jou.’
‘Nee. Nee, maar het was ook heel erg druk het laatste kwartaal.
Alles kwam op mij neer. En op Anna natuurlijk.’
‘Natuurlijk.’

‘Maar het is een lekkere lunch, nietwaar?’
‘Ik eet al een tijdje geen vlees meer.’
‘Oh? En ook geen frikandellen meer?’
‘Nee.’
‘Oh.’

‘Waar hadden jullie het dan zo druk mee, de laatste tijd?’
‘Nou je weet wel. Vierde kwartaal.’
‘Winst gemaakt dus?’
‘Nee. Nee, dat nou niet direct.’

‘Ik heb gehoord dat er mensen uit moeten?’
‘Ja, het schijnt…’
‘Een galgenmaal dus eigenlijk, deze lunch.’
‘Voor sommigen wel ja, ben ik bang.’

‘Waarom heb je niet gebeld?’
‘Ik kon het niet. En ik ben getrouwd, weet je wel.’
‘Ik ook. Ik ben ook getrouwd.’
‘Ja.’

‘Ik heb je 06-nummer niet. Niet echt.’
‘Gelul. Je hebt me te pas en te onpas gebeld, zelfs tijdens het eten.’
‘Ik weet het. Ik weet het.’

‘Ik ben je nummer vergeten. Ik bedoel ik kon het me niet herinneren.’
‘Lul. Je hebt het toch wel ergens opgeschreven.’
‘Nee. Nee, ik wil geen nummers opschrijven, ik wil ze onthouden.’

‘Ik wil ze onthouden om m’n geheugen te trainen.’
‘Wil je je geheugen trainen, of wil je je niet binden?’
‘Beide’, denk ik.

Posted in Verhalen in delen | Tagged , , | 16 Comments

How I met Helga – Wie ich die Helga entgegnet habe – deel 5 [slot]

Ik liet de telefoon overgaan. Keer op keer.
Zou ik het verkeerde nummer gedraaid hebben?
Ik bewoog de haak naar beneden en verbrak de verbinding.
M’n muntenverzameling viel klaterend in het retourbakje.
Een voor een wurmde ik de bronzen muntjes achter het klepje vandaan.
Het muntje dat me het dierbaarst was stak ik in m’n zak.

De rest van de collectie gooide ik opnieuw in de gleuf, en ik herhaalde het ritueel van draaien en terug laten draaien. De kiesschijf reutelde in mijn oor.

De telefoon werd opgenomen.
‘Allo, Ik bin die Helga, wie heißest du?’
‘Hallo Helga, es ist mir.’
‘Hoe komt u aan dit nummer?’
‘Ik ben het, ik ben vandaag jarig. We hebben vannacht gesproken over je kijker. Ik zou je vandaag terugbellen.’
‘O ja, ik weet het weer.’

‘Heb je erover nagedacht?’
‘Waarover?’
‘Of ik door je kijker mag kijken.’

‘Nee, eigenlijk heb ik er nog niet over nagedacht. Je belt me wakker.’
‘Oh. Zal ik je dan later terugbellen?’
‘Eh, nee. Nee, dat hoeft niet hoor. Maar ik ga wel even eerst wat koffie halen.’
‘Oke.’

Helga legde de hoorn neer. Ik hoorde gestommel en het geluid van een wegsloffende vrouw.
Het werd stil. De stilte werd slechts verbroken door het geluid van vallende muntjes.
Het ging nu wel heel snel met m’n voorraad.
Zou ik ze misschien te klein gevijld hebben? Zag het toestel ze aan voor dubbeltjes?
Of had ik er misschien juist niet genoeg afgehaald hebben? Stuivers?

Ik hoorde Helga de kamer binnenkomen.
‘Ik heb de kijker gelijk even uit z’n doos gehaald, zei ze.’ ‘Jannes war es, nicht?’
‘Ja dat klopt, dat heb je goed onthouden.
‘Danke, ik ben heel goed met namen. De kijker is een Zeiss, uit Jena.’
‘Wow, een echte Jena.’
‘Oh, wacht even, ik ben de suiker vergeten.’

‘Hoe gebruik jij je koffie?’
‘Ik heb hier geen koffie in m’n telefooncel..’
Nee, dat snap ik. Maar thuis? Of op de boulevard?
‘Zwart. Schwarz, Helga. Mag ik door je kijker kijken?

‘Ik weet het niet Jannes, het is nogal privé, zo’n kijker.’
‘Dat snap ik.’
‘Hoeveel muntjes heb je nog? ‘
‘Nog eentje. In m’n zak.’
‘Oke. Gooi maar op.’
‘Nu?’
‘Ja, nu. Als het kop is, dan is het schade aber leider.’
‘Maar als het munt is, mag je vanavond door m’n Zeiss kijken.’

Ik haalde het muntje uit m’n zak.
Brons.
Romeins.
Met de beeltenissen van de god Janus.

Posted in Verhalen in delen | 38 Comments

La femme fantôme – deel 2.1 Nieuws

Deel 2.1 Nieuws

Ik had me beroepen op m’n zwijgrecht.
Eigenlijk had ik helemaal niets gezegd, zelfs niet dat ik me beriep op m’n zwijgrecht.
Geen teken van berouw. Dat doet het slecht in een rechtzaal.
Het heeft zeker meegespeeld bij m’n TBS. Althans, dat zei m’n advocaat.

Hij was me toegewezen door de rechtbank.
Op zich een goede vent.
Maar wat wist hij van verlies?

Z’n mailtje kwam als een verrassing.
Er was mogelijk nieuw bewijs in de zaak. Mijn zaak.
Er had zich een getuige gemeld, dat wil zeggen, iemand die me wellicht een alibi kon verschaffen… meer wilde hij er per mail niet over zeggen.

Ik schudde hem de hand en ging zitten.
Hij haalde een dossier uit z’n aktentas. En daarna nog één.
‘Mogelijk nieuw bewijs’, zei hij bedachtzaam. ‘Een ontlastende verklaring, wellicht.’
Hij legde een printje op tafel, een A4-tje, en draaide het vel naar me toe.
‘Ken je deze vrouw?’

Een vrouw die er ooit begeerlijk uit moet hebben gezien. Grauwe ogen.
Onder in beeld was een naam onleesbaar gemaakt.
Wel stond er een datum. Het leek een kopie van een politie-foto.
Als het haar geboortedag was, moest ze nu 28 zijn.

‘Zou ik haar moeten kennen?’
‘Ze zegt dat je met haar naar bed bent geweest.
‘Echt?’
‘Ze werkte als prostituee in Groningen.’
‘Echt?’
‘Heb je daar ooit prostituees bezocht?’
‘Prostituees? Nooit meer dan een tegelijk.’
‘Maar je herinnert je deze dame niet?’
‘Nee. Het moet erg lang geleden zijn geweest.’
‘Mevrouw zegt van niet. Ze is acht maanden zwanger.
Van jou, zegt ze.’

‘Ze heeft zich vorige week gemeld op mijn kantoor.
Mevrouw is erg goed op de hoogte van je situatie.
Het lijkt erop of ze zich terdege heeft verdiept in je dossier.
Om een lang verhaal kort te maken, ze heeft een aanbod gedaan
dat je wat mij betreft niet kunt afslaan.’

‘Een aanbod?’
‘Ze is bereid te verklaren dat je de hele nacht van de ontploffing bij haar bent geweest.’
‘In ruil voor?’
‘Een verblijfsvergunning. Als je haar kind erkent, en trouwt, kan ze in Nederland blijven.
Je kunt binnen een jaar een scheiding aanvragen.’

‘Ze kan alles verzonnen hebben.’
‘Ja, die mogelijkheid heb ook ik overwogen. Does it matter?’
‘Voor mij wel.’

‘Heb je een tattoo?’
‘Ja, meerdere.’
‘Eentje op je schoudergewricht?’
‘Ja.’
‘Ze heeft me beschreven hoe die er uit ziet.’
‘Oh ja, hoe dan?’
‘Een Chinese kompasroos?’
Hij bladerde in de tweede map, en haalde er een tekening uit, compleet met torso.

‘Geen slechte schets.’
‘Ze heeft kunsten gestudeerd, zegt ze.’
‘Werkte ze in Groningen?’
‘Ze zegt dat ze een kamer huurde in de Vishoek.’

‘Na mijn studie wilde ik een wereldreis maken. Iedereen had het erover. Vrijwel niemand ging.’
‘Carrières trekken nu eenmaal sterker dan de horizon.’
‘Ja. Jij bent niet weggeweest na je afstuderen?’
‘Nee, ik kon gelijk beginnen.’
‘Dat is ook wat waard.’
‘Zeker. En jij?
‘Ik ben gegaan… En ik wilde niet vliegen.’
‘Vliegangst?’
‘Nee, ik vlieg zelf. Vloog… Na driekwart jaar detentie ben je je brevet wel kwijt.’
‘Mag je niet vliegen met een strafblad?’
‘Oh, vast wel, maar je moet wel elk jaar je uren maken.’
‘Oh ja, sorry, logisch.’

‘Ik wilde gewoon zien hoe groot de wereld was.’

Posted in La femme fantôme | Tagged , , , , | 26 Comments

How I met Helga – Wie ich die Helga entgegnet habe – deel 4

Met een ruk trok ik de deur van de telefooncel open.
De hoorn hing erbij zoals ik haar had achtergelaten, vlak boven de granito vloer.
Langzaam tollend aan haar krulsnoer.
Gehaast en opgelucht gooide ik het telefoontoestel vol muntjes.
Een boodschappentas vol toekomst.

Ik pakte de hoorn op.
Warm. Warm nog. Er kwam een licht gesnurk uit de speaker.
‘Helga?’, zei ik zacht.
‘Helga. Ben je daar?’ Ik realiseerde me dat het een stomme vraag was, want ik hoorde haar regelmatige ademhaling vlak bij m’n oor.

Opwindend wel. Ik besloot een tijdje te blijven luisteren.
Met m’n hand over de hoorn gooide ik zachtjes muntjes in het het apparaat.
Hoe zou dit heten? Ecouteurise? Het was in ieder geval geen gemaakt gehijg….

Hoe lang zal ik daar gestaan hebben? Het werd langzaamaan weer licht.
Helga’s gesnurk werkte begeisterend.
Ik was moe.
Het liefst was ik in bed gaan liggen en had ik de hoorn tegen m’n borst gedrukt.
Maar zelfs gaan zitten was niet mogelijk. De vloer was koud, de cel was krap.
Ik kreeg er een slaapbeen van. Om de haverklap moest ik opstaan om nieuwe muntjes in het apparaat te gooien.

Ik leunde tegen de zware deur.
De kerkklok aan het einde van de straat sloeg vijf.
Helga snurkte rustig door.
Aan de ander kant van de lijn kraaide een haan.
Ik hoorde gestommel. Daarna Helga’s slaperige stem:
‘Janus? Janus? Ben je daar?’
‘Ja Helga, ik ben er nog. Heb je kippen?’
‘Nee, ik heb een haan. Hoe laat is het?’
‘Het is net vijf uur geweest.’

‘Oh sorry, dat ik in slaap ben gevallen, dat is niet echt professioneel. Verzeihung.’
‘Geeft niet hoor. Ik snap het wel, ik ben zelf ook erg moe.’
‘Zullen we anders maar gaan slapen zo?’
‘Ik heb nog een kwart zak muntjes over.’
‘Oh, oke. En daarna?’
‘Daarna is het op.’
‘Dan kun je niet meer bellen?’
‘Nee.’
‘En ook niet meer naar de boulevard?’
‘Nee, ook niet. Nou ja, niet om te kijken in ieder geval.’
‘Heb je dan helemaal geen reserve-potje meer?’
‘Ik heb nog een verzameling oude munten.
Talenten, shekels, drachmen, sestertiën.
‘Passen die dan in de kijkers?’
‘Somige wel. Somige niet, die heb ik bijgevijld.’
‘Oke.’

‘Maar zou je dat niet zonde vinden van je muntenverzameling?’
‘Ja, ach… Het is maar geld. Oud geld.’
‘Ja dat is zo. Nou, dan blijf ik nog even wakker tot je zak op is, oke?’
‘Oh, dat is heel vriendelijk van je. Mag ik je dan nog wat vragen?’
‘Ja natuurlijk, dat heb je wel verdiend.’
‘Oke.’ Zou ik een keer door je kijker mogen kijken?’
‘Nou, dat is wel een héél intieme vraag.’
‘Ja sorry. Het was ook zomaar een vraag.’

‘Hé gekkie, je hoort me toch geen ‘Nee’ zeggen? Wie weet.’
‘Echt? ‘
‘Ja, echt, wie weet… Maar ik wil er wel een nachtje over slapen. Het is een leuke vraag.
Zoiets heeft een klant me nog nooit gevraagd.’
‘Ik ben natuurlijk niet zomaar een klant, ik ben een jarige klant.’
‘Ja, dat weet ik. Bel me morgen maar, voor zonsondergang.
‘Goed.’
‘Maar ik beloof niets.’

‘Oke, ik bel je. Moet ik wel even m’n muntenvezameling uit de opbergmapjes halen.’
‘Is je zak dan al leeg?’
‘Bijna. Ik kan de bodem zien.’
‘Oke, nou slaap lekker dan.’
‘Ja, jij ook. Slaap lekker. Tot morgen.’
‘Tot morgen.’

Posted in Verhalen in delen | Tagged , , , | 13 Comments

How I met Helga – Wie ich die Helga entgegnet habe – deel 3

‘Vind je het goed als ik een sigaretje opsteek?’
‘Ja hoor, ik vind het best. Maar je staat toch in een telefooncel?’
‘Ja.’
‘Daar zijn toch geen asbakken?’
‘Oh nee, je hebt gelijk. Maar weet je wat? Ik gooi er gewoon even wat muntjes bij,
en dan ga ik snel buiten een sigaretje roken. Goed?’
‘Ja, is goed.’
‘Tot zo.’
‘Tot zo.’

‘Ben ik weer.’
‘Ik ook.’
‘Rook jij ook?’
‘Ja, ik heb er net ook eentje opgestoken. Eigenlijk rook ik tijdens het werk niet,
maar dit was toch een soort van rookpauze, nietwaar?’
‘Ja, een rookpauze. Ik ben jarig vandaag.’
‘Echt? Wat leuk, gefeliciteerd!’
‘Dank je, ik trakteer mezelf op jou. Dat is eigenlijk de reden dat ik je bel.’
‘Oke. Nou ik hoop dat het een goed begin van een nieuw jaar voor je is.’

‘Eigenlijk wilde ik vanavond naar de vulkaan gaan kijken.’
‘Met een kijker?’
‘Ja. Ken je die kijkers op de boulevard?’
‘Wat dacht je? Natuurlijk ken ik die kijkers. Vroeger ging ik vaak een uurtje kijken.’
‘Vroeger? Kijk je niet meer uit over zee, tegenwoordig?’
‘Jawel.. bijna elke dag. Maar nu heb ik m’n eigen kijker.’
‘Echt??’

‘Ja. Niet zo krachtig als de kijkers op de boulevard natuurlijk,
maar ik hoef in ieder geval nooit meer in de rij te staan.
En hij vergroot genoeg om de gloed boven de Doggersbank te zien hoor.’

‘Wat ontzettend gaaf! Echt super. Dat is echt een heel kostbaar bezit.
Als je die kijker zou verkopen, dan zou je nooit meer hoeven werken.’
‘Dat klopt, dan hoef ik nooit meer te werken, maar ik verkoop ‘em niet.
Ik vind m’n werk veels te leuk.’

‘Mag ik je wat vreemds vragen?’’
‘Ja natuurlijk, de klant is koning toch, nietwaar?
‘Oh, oke, ja daar wilde ik het net even over hebben. Bel je wel eens iemand terug?’
‘Nee, dáár doe ik niet aan.’
‘Oh tja, dat dacht ik wel.’
‘Waarom vraag je het?’
‘Ik begin door m’n muntjes heen te raken.’
‘Aha. Ik snap het. Jammer het is juist zo’n leuk gesprek.’
‘Ja, vind ik ook. Ik heb thuis nog wel muntjes.’
‘Oh, nou kijk eens aan.’
‘Maar als ik de verbinding verbreek, en ik kom terug met nieuw kleingeld,
dan ben je misschien wel in gesprek.’
‘Ja, dat zou kunnen… Of je telefooncel is bezet.’
Ja, ook dat zou kunnen, hoewel het wel heel rustig is op straat, nu.’
‘Het is ook al laat.’
‘Zeg dat wel, het begint al weer te gloren aan het einde van de straat.
Ben je er nog als ik terugkom met m’n nieuwe voorraad muntjes?’
‘Ik wel. De klant is koning toch?’

‘Oke, ik gooi er muntjes bij, en dan ga ik snel op en neer naar huis.’
‘Goed. Bis gleich.’
‘Tot zo.’

Posted in Verhalen in delen | Tagged , , , | 23 Comments

How I met Helga – Wie ich die Helga entgegnet habe – deel 2

Ik poetste m’n tanden, en tilde de voorste tas uit de kluis.
Een van de hengsels brak.
Met twee armen klemde ik de tas tegen m’n borst.

Met m’n voet drukte ik de voordeur achter me in het slot.
Ik stak de straat over, en met m’n elleboog wurmde ik de zware deur van de telefooncel op een kier.
Ik liet de zak muntjes op de grond ploffen. Er rolde wat kleingeld over de vloer.
Haastig raapte ik de muntjes bij elkaar en gooide ze in de sleuf aan de zijkant van het ‘Anrufgerät’.
‘Anrufgerät’, dat stond er op de deur. Anrufgerät zum gemeinen Nutzen…

Ik nam de hoorn van de haak en luisterde naar de kiestoon… Het geluid van belofte.
Ik liet m’n wijsvinger over de draaischijf gaan, m’n vingertop gleed van holte naar holte.
Welk nummer zou ik draaien? Er waren immers honderden 06-nummers…

In de opwinding was ik vergeten m’n vultrechter mee te nemen, maar ik zag in één oogopslag dat die niet op dit apparaat zou hebben gepast.
Waar ooit telefoonboeken hingen, was schuttingtaal in de verweerde ruiten gekrast.
Geen 06-nummers.
De straat was verlaten, geen passerende auto met een 06-flard in het kenteken…
Het begon te miezeren, de straat glom. De ruiten besloegen. Ik stond in een binnenste-buiten gekeerde douche-cabine.

Ik klemde de hoorn tussen mijn oor en mijn schouder, sloot m’n ogen, en liet m’n gedachten meedrijven op de golven van de kiestoon.
M’n handen dwaalden over het telefoontoestel.
M’n vingers bleven rusten op de klinknagels van het typeplaatje, aan de zijkant van het apparaat.
Als een blinde liet ik mijn vingers over het gestanste serienummer gaan.
Een voor een schreef ik de nummers op de beslagen ruit achter me.

Ik begon te draaien.

Een nul. Zachtjes ratelend liep de kiesschijf terug naar af.
De zes, en het geluid van een nummer dat terugkeert in de tijd.
De getallen op de ruit besloegen. Sneller dan ik had verwacht.
Na het laatste nummer was de wereld opnieuw geheel aan het zicht onttrokken.
Een fel verlichte telefooncel in een zee van mist.

Langzaam ratelend liep de schijf voor de laatste maal terug.
Tergend langzaam.
De telefoon aan de andere kant van de lijn ging over.

‘Allo, Ik bin die Helga, wie heißest du?’
Wat een lieve stem! Ik gooide snel wat extra muntjes in het telefoontoestel.
‘Ich bin der Jan’, zei ik, ‘aber ich spreche nicht so gut Deutsch.’
‘Oh, macht nichts hoor’, zei ze, ‘ik spreek ook Holländisch.’
‘Oh, das ist fein, zullen we dan maar Nederlands praten met elkaar?’

‘Kein probleem, wat heb je aan?’
‘Ich? Nou eigenlijk best veel. Ik sta in een telefooncel, het regent buiten, en het is best koud.’
‘Ja, het is inderdaad best guur voor de tijd van het jaar. Het weer ist helemaal umgeschlagen.’
‘Ja klopt, eerder vanavond was het nog lekker. Ik was zelfs nog even op de boulevard.
‘Oh, wat leuk, ik was er vanavond ook nog even. Het was een prachtige zonsuntergang.’
‘Oh ja? Die heb ik niet gezien. Ik was er pas tegen twaalven. Maar…jij houdt dus ook wel van de boulevard?’
‘Ja heerlijk, ik ga er vaak even een frisse neus halen voordat ik moet werken.’
‘O ja, jij bent gewoon aan het werk, natuurlijk.’
‘Ja, ik ben gewoon aan het werk. Zal ik vertellen hoe ik eruit zie?’

‘Eh ja, kan… maar wil je me misschien eerst vertellen over de zonsondergang?’
‘Wat je wilt. Hoe kom je eigenlijk aan m’n nummer?’
‘Dat stond hier in de telefooncel.’
‘Aha, oke, ja zo gaat dat meestal. Nou, de zon was echt heel mooi.
Maar ik werd er ook een beetje weemoedig van.
Het was mooi, maar mooi zoals in een gedicht.’
‘Oh ja, dat ken ik wel… zoals in een gedicht van Rilke bijvoorbeeld?’

‘Nee, niet van Rilke. Nee… Gewoon een gedicht van mezelf.’
‘Oh, wat leuk, ik wist niet dat je gedichten schreef. Ben je getrouwd trouwens?’
‘Nee, ik ben gescheiden.’
‘Oh, oke, en heb je kinderen?’
‘Ja, ik heb twee kinderen, maar daar zie je niets van hoor.’
‘Oh, oke, maar heb je een gedicht geschreven vanavond?’
‘Ja. Wil je het horen?’
‘Ja graag. Even wat muntjes bijgooien.’

‘Vertich?’
‘Ja.’
‘Oke.’

“Sonnenuntergang”

“Die Sonne,
die sich wie eine glühende Kupfermünze in die Welt hinein wirft,
macht die Erde ‘go around’, bis zum der nächsten Tag.”

‘Oh, wat verschrikkelijk mooi!’
‘Danke. Schrijf jij ook?’
‘Eh nee. Eh, ja soms.’

Posted in Verhalen in delen | Tagged , , , | 28 Comments

How I met Helga – Wie ich die Helga entgegnet habe.

Deel 1

Boulevard van Gaasterland, maart 2011.

Ik was die avond moe en teleurgesteld thuisgekomen.
Ik had m’n zware tassen in de zelfgetimmerde kluis onder de trap gezet.
Ik vroeg me af hoe ik m’n veertigste verjaardag dan zou moeten vieren.

Ik had flink gespaard; muntjes voor in de verrekijker op de boulevard.
Heerlijk vond ik het, de horizon afspeuren, urenlang.

Speciaal voor dit doel had ik een vultrechter ontwikkeld.
Die zorgde voor een constante stroom muntjes.
Ongestoord kon ik in de verte turen en mijmeren over wat er zich achter de horizon bevond, zonder dat het luikje in de kijker plotseling dicht zou slaan.
Bij peepshows heb ik daar ook altijd zo’n hekel aan.

Er stond wel eens een gezinnetje buitenlandse toeristen achter me.
Die wilden dan ook uitzien over zee. Steevast -na een muntje of tien- vroeg de moeder of haar kinderen alstublieft ook even mochten kijken.
Ik lichtte dan de trechter van de opening, en draaide me half om.
‘Mevrouw’, zei ik dan, ‘dit apparaat is erg gevaarlijk voor de kinderziel.
Uw kinderen zouden met eigen ogen zien dat de wereld plat is.
Ze zouden verketterd kunnen worden. Zou u dat op uw geweten willen hebben?’
Meestal was dat afdoende.

Toen de eerste vulkaan zich boven het water van de Doggersbank verhief werd het helemaal een drukte van belang op de boulevard. Er werden zelfs kijkers bijgeplaatst.
Je moest je kijker 24/7 bezet houden, anders was er echt geen tussenkomen meer aan.
Dat vrat muntjes natuurlijk, maar mooi was het wel. Een gloeiende horizon geschilderd met lichtgevende menie.

Om kwart voor twaalf reed ik de haveloze badplaats binnen.
Ik gooide de parkeermeter vol kleingeld, en zeulde m’n twee boodschappentassen de boulevard op.
Tot mijn vreugde zag ik dat mijn favoriete kijker vrij was.

Er was echter ook iets vreemds aan de hand.
Naast elke kijker stond een wachthokje, met daarin een marechaussee.
Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat er een bordje aan mijn kijker hing.
De inworp-opening was afgeplakt met staalband.

“Wegens gevaar voor de volksgezondheid gesloten”, stond er.

‘Goedenavond meneer’, zei ik tegen de op wacht staande marechaussee,
‘weet u wat hier aan de hand is?’
Hij salueerde en zei dat de kijkers gesloten waren in verband met gevaar voor de volksgezondheid.
‘Ja, dat lees ik hier net’, zei ik,’ maar wat voor gevaar is dat dan?’
‘Dat weet ik niet meneer’, zei de marechaussee, ‘en dat hoef ik ook niet te weten.
Wat ik wel weet, is dat de overheid de gezondheid van haar burgers hoog in het zadel heeft staan.’
‘Ja, dat zal inderdaad wel’, zei ik, ‘maar ik ben over een paar minuten jarig, en ik wilde mezelf trakteren op een ongestoord uitzicht over zee. Valt er niet wat te regelen, of te ontheffen?’
‘Gefeliciteerd met uw verjaardag meneer, maar ik mag echt geen uitzonderingen maken.
Dat zou de volksgezondheid ernstig in gevaar kunnen brengen.’
Teleurgesteld reed ik naar huis.

Ik had trek in een sigaret.
Ik had nooit gerookt, maar toen het land na de eerste eruptie bedekt was geraakt met een dikke laag smog, dacht ik bij mezelf: “Ach, what the heck”.
Ik stopte een handvol muntjes in m’n broekzak, en liep naar de sigaretten-automaat op de hoek.
Ik stopte twee sigaretten tussen m’n lippen, streek een lucifer af, en nam een diepe, diepe haal.
Terwijl de nicotine zich een weg door m’n lichaam baande, mijn zenuwen streelde, viel m’n oog op de hel verlichte telefooncel aan de overkant van de straat.

Ineens wist ik het. Dát ging ik doen voor m’n verjaardag. Ik ging een 06-nummer bellen.

Posted in Verhalen in delen | Tagged , , , | 38 Comments

De verboden stad – In de ban van Eva

In de ban van Eva

‘Je had een straatverbod?’
‘Dat zei ze, ja.’
‘En voor welk gebied gold dat dan?’
‘Voor de hele Hof, denk ik. Het gold voor de hele Hof.’
‘Maar wie zou dat verbod ingesteld moeten hebben dan?’
‘God mag het weten.’

‘Je wordt grijs.’
‘Ja, ik weet het. Maar ik zit er niet mee.’
‘Waarom scheer je je dan?’
‘Grijs zit van binnen. Dit is een nieuw begin.’

‘Toen je hier begon, wist je toen dat ze hier ook een blog had.’
‘Ja, dat wist ik. En ik hoopte dat ze zou lezen wat ik te vertellen had.’
‘En deed ze dat?’
‘Ja, dat deed ze.’
‘Maar ze reageerde niet?’
‘Nee, ze reageerde niet.’
‘Waarom niet?’
‘Waarom niet? Je kunt moeilijk iemand uit je leven verbannen,
en er vervolgens op een blog mee gaan zitten ouwehoeren, nietwaar?’

‘Nee, dat kan niet. Tenzij je de laatste twee bloggers op de site bent natuurlijk.’
‘Al was ik de eerste of laatste man op deze planeet, ze zou niet naar me omkijken.’

‘Nieuw begin of niet, toch vind ik het jammer dat je je baard afscheert.’
‘Ja, maar dat geldt ook voor jou, spiegelbeeld.’

De verboden stad
  


   

  
  

  
  

the forbidden city, beijing, china
dia-scans

  

  

In de ban van Eva 

  

‘Je had een straatverbod?’

‘Dat zei ze, ja.’

‘En voor welk gebied gold dat dan?’

‘Voor de hele Hof, denk ik. Het gold voor de hele Hof.’

‘Maar wie zou dat verbod ingesteld moeten hebben dan?’

‘God mag het weten.’

 

‘Je wordt grijs.’

‘Ja, ik weet het. Maar ik zit er niet mee.’

‘Waarom scheer je je dan?’

‘Grijs zit van binnen. Dit is een nieuw begin.’

 

‘Toen je hier begon, wist je toen dat ze hier ook een blog had.’

‘Ja, dat wist ik. En ik hoopte dat ze zou lezen wat ik te vertellen had.’

‘En deed ze dat?’

‘Ja, dat deed ze.’

‘Maar ze reageerde niet?’

‘Nee, ze reageerde niet.’

‘Waarom niet?’

‘Waarom niet? Je kunt moeilijk iemand uit je leven verbannen,

en er vervolgens op een blog mee gaan zitten ouwehoeren, nietwaar?’

 

‘Nee, dat kan niet. Tenzij je de laatste twee bloggers op de site bent natuurlijk.’

‘Al was ik de eerste of  laatste man op deze planeet, ze zou niet naar me omkijken.’

 

‘Nieuw begin of niet, toch vind ik het jammer dat je je baard afscheert.’

‘Ja, maar dat geldt ook voor jou, spiegelbeeld.’

 

 

 

 

 

 

Posted in VKblog | Tagged , , | 9 Comments