Ik poetste m’n tanden, en tilde de voorste tas uit de kluis.
Een van de hengsels brak.
Met twee armen klemde ik de tas tegen m’n borst.
Met m’n voet drukte ik de voordeur achter me in het slot.
Ik stak de straat over, en met m’n elleboog wurmde ik de zware deur van de telefooncel op een kier.
Ik liet de zak muntjes op de grond ploffen. Er rolde wat kleingeld over de vloer.
Haastig raapte ik de muntjes bij elkaar en gooide ze in de sleuf aan de zijkant van het ‘Anrufgerät’.
‘Anrufgerät’, dat stond er op de deur. Anrufgerät zum gemeinen Nutzen…
Ik nam de hoorn van de haak en luisterde naar de kiestoon… Het geluid van belofte.
Ik liet m’n wijsvinger over de draaischijf gaan, m’n vingertop gleed van holte naar holte.
Welk nummer zou ik draaien? Er waren immers honderden 06-nummers…
In de opwinding was ik vergeten m’n vultrechter mee te nemen, maar ik zag in één oogopslag dat die niet op dit apparaat zou hebben gepast.
Waar ooit telefoonboeken hingen, was schuttingtaal in de verweerde ruiten gekrast.
Geen 06-nummers.
De straat was verlaten, geen passerende auto met een 06-flard in het kenteken…
Het begon te miezeren, de straat glom. De ruiten besloegen. Ik stond in een binnenste-buiten gekeerde douche-cabine.
Ik klemde de hoorn tussen mijn oor en mijn schouder, sloot m’n ogen, en liet m’n gedachten meedrijven op de golven van de kiestoon.
M’n handen dwaalden over het telefoontoestel.
M’n vingers bleven rusten op de klinknagels van het typeplaatje, aan de zijkant van het apparaat.
Als een blinde liet ik mijn vingers over het gestanste serienummer gaan.
Een voor een schreef ik de nummers op de beslagen ruit achter me.
Ik begon te draaien.
Een nul. Zachtjes ratelend liep de kiesschijf terug naar af.
De zes, en het geluid van een nummer dat terugkeert in de tijd.
De getallen op de ruit besloegen. Sneller dan ik had verwacht.
Na het laatste nummer was de wereld opnieuw geheel aan het zicht onttrokken.
Een fel verlichte telefooncel in een zee van mist.
Langzaam ratelend liep de schijf voor de laatste maal terug.
Tergend langzaam.
De telefoon aan de andere kant van de lijn ging over.
‘Allo, Ik bin die Helga, wie heißest du?’
Wat een lieve stem! Ik gooide snel wat extra muntjes in het telefoontoestel.
‘Ich bin der Jan’, zei ik, ‘aber ich spreche nicht so gut Deutsch.’
‘Oh, macht nichts hoor’, zei ze, ‘ik spreek ook Holländisch.’
‘Oh, das ist fein, zullen we dan maar Nederlands praten met elkaar?’
‘Kein probleem, wat heb je aan?’
‘Ich? Nou eigenlijk best veel. Ik sta in een telefooncel, het regent buiten, en het is best koud.’
‘Ja, het is inderdaad best guur voor de tijd van het jaar. Het weer ist helemaal umgeschlagen.’
‘Ja klopt, eerder vanavond was het nog lekker. Ik was zelfs nog even op de boulevard.
‘Oh, wat leuk, ik was er vanavond ook nog even. Het was een prachtige zonsuntergang.’
‘Oh ja? Die heb ik niet gezien. Ik was er pas tegen twaalven. Maar…jij houdt dus ook wel van de boulevard?’
‘Ja heerlijk, ik ga er vaak even een frisse neus halen voordat ik moet werken.’
‘O ja, jij bent gewoon aan het werk, natuurlijk.’
‘Ja, ik ben gewoon aan het werk. Zal ik vertellen hoe ik eruit zie?’
‘Eh ja, kan… maar wil je me misschien eerst vertellen over de zonsondergang?’
‘Wat je wilt. Hoe kom je eigenlijk aan m’n nummer?’
‘Dat stond hier in de telefooncel.’
‘Aha, oke, ja zo gaat dat meestal. Nou, de zon was echt heel mooi.
Maar ik werd er ook een beetje weemoedig van.
Het was mooi, maar mooi zoals in een gedicht.’
‘Oh ja, dat ken ik wel… zoals in een gedicht van Rilke bijvoorbeeld?’
‘Nee, niet van Rilke. Nee… Gewoon een gedicht van mezelf.’
‘Oh, wat leuk, ik wist niet dat je gedichten schreef. Ben je getrouwd trouwens?’
‘Nee, ik ben gescheiden.’
‘Oh, oke, en heb je kinderen?’
‘Ja, ik heb twee kinderen, maar daar zie je niets van hoor.’
‘Oh, oke, maar heb je een gedicht geschreven vanavond?’
‘Ja. Wil je het horen?’
‘Ja graag. Even wat muntjes bijgooien.’
‘Vertich?’
‘Ja.’
‘Oke.’
“Sonnenuntergang”
“Die Sonne,
die sich wie eine glühende Kupfermünze in die Welt hinein wirft,
macht die Erde ‘go around’, bis zum der nächsten Tag.”
‘Oh, wat verschrikkelijk mooi!’
‘Danke. Schrijf jij ook?’
‘Eh nee. Eh, ja soms.’
.
Mooi zo’n ouderwetse draaischijf, vroeger kon je nummers nog draaien, en “tergend langzaam” draaide hij terug, zo was het… vroeger 😉
@Beeldsprekers
Ik heb hier nog zo’n ouderwetse Kiljan telefoontoestel staan.
Van Heemaf, een echte design klassieker. Heerlijk om af en toe even aan te draaien…
Zo-een heb ik ook een tijdje in huis gehad, maar geruild tegen een oude koffer. Het was of bellen of de koffer pakken… 😉
Telefooncel! Mooi woord. Tegenwoordig is het celphone
Alles lijkt zich binnenste-buiten te keren, zelfs de woorden.
telefooncellen, draaischijven, muntjes… das allemaal ouderwets. Weet je nog ergens een telefooncel te staan? Denk dat de laatste in het openluchtmuseum staat…
Waren er toen eigenlijk wel 06-nummers???
Natuurlijk waren er toen al 06-nummers, ik heb er toch een gedraaid op m’n verjaardag:-)
Staat een telefooncel in Delft aan de gracht, niet in een museum, maar als museum.
http://www.uitdekunstdelft.nl/uit_de_kunst.htm
Klik op ‘Voor de kunst’
Er staan ook telefooncellen in Haarlem (Houtplein) als kunst
“e=cm2” heet het.
Was wel knap behelpen toen. Tijden zijn veranderd 😉
@Aad
De tijden zijn veranderd. Elkaar werkelijk bereiken, blijft behelpen….
intrigerend verhaal met een beetje nostalgie want na ’85 ongeveer kwamen de druktoetsen en omstreeks die tijd ook de eerste telefoonkaarten naast de muntjes. Ik heb er maar weinig in gebeld en altijd met tegenzin en geloof ik een keer een telefoonkaart gekocht omdat ik er geen kwartjes meer in kon gooien. Die kwartjes waren ook altijd irritant snel op.
@ Wille, o6 nummers waren, voor de mobiele telefoon zijn intrede deed, betaalnummers.
@Kiezels
Je hebt de data nog goed op een rijtje:-]
Kwartjes sparen voor in de telefooncel…
[op vakantie in Burg-Haamstede]
Dan weet je vast ook nog wel dat er kwartjes in omloop waren uit ’48.
Met Wilhelmina erop. Er zat niets voor ’48. Erna zat een enorm gat in de tijd. Dan kwam Juliana.
Ik mis spanning en vaart, ongetwijfeld door het “tergend langzaam” van de draaischijf.
Het is een oud, bedaagd verhaal….
ik had alleen maar Juliana-kwartjes 🙂
oooh een telefooncel, de laatste keer dat ik daar vandaan belde was in Delft…zeker zo’n 25 jaar geleden…maar ik belde wel helemaal naar Iran, met maar één kwartje…maar dat is een heeel lang verhaal 😉
@Lasja
Ik kom uit Delft.
Eigenlijk speelt dit verhaal zich af in Den Haag-Scheveningen-Delft.
Het zou jouw cel geweest kunnen zijn, die ik openwurmde met m’n elleboog.
Heel, heel, heel erg benieuwd naar je verhaal.
Blog je het?
Groet, Vogel-vrij
Eén en ander doet me aan het volgende denken:
Schön.
Ook schön hoe jouw Gehirn kronkelt…
Zo! Ik ben er. En had het deze week nog met iemand over het gemis aan telefooncellen. Nu hebben we er weer 1. Ga je weer volgen.
@doorzwemmen
Hey, wat ontzettend leuk dat je ook weer ‘aan de lijn hangt.’
Van een verhaal over Helga is t meer de telefooncel wat is blijven hangen, maar dat komt denk ik vooral door de commentaren! 😉 Maar ook ik dacht meteen bij t lezen van de draaischijf aan t geluid wat dat maakte toen! De laatste telefooncel is hier eind vorig jaar weggehaald. Werd nog aardig veel gebruik van gemaakt ook vooral door buitenlanders. Waarom weet ik niet, die zullen toch ook wel een eigen telefoon hebben dacht ik altijd! 😉 In ieder geval moeten ze nu wel, want hij is weg.
xxx Kati
@Kati
Hoe zou het telephone booth hereafter eruit zien?
Zouden al die cellen samen een organisme vormen?
Hoe zou het zijn als twee cellen van waaruit door geliefden [van tafel en bed gescheiden door oceanen]
hartstochtelijk werd gebeld, elkaar ontmoeten in het telefooncel-hiernamaals?
Een echte telefoon tegen de muur in de gang achter de voordeur. En iedereen komt dan kijken wanneer het eerste telefoongesprek gevoerd wordt. Ach, tegenwoordig hebben de meeste pubers hun rechterhand verloren aan een onmisbaar device om altijd bereikbaar te zijn.
Laten we daarbij zwijgen over het verplichte op alle mogelijkheden on line zijn ……
Vriendelijke groet
@zinnenin
Ik ken die telefoon nog. Achter de voordeur.
En de verwarring als de kolenboer aanbelde, juist op het moment dat Jonkheer van Hier tot Gunder belde om te klagen over een verloren liefde of hoef [m’n vader was opperstalmeester].
als die sonne ondergaat
wil ik eerst nog wel een ijsje
voor ik naar de hel ga.
@ghijsa
Jij weet waar Helga de mosterd haalt….